Historische gedeelte > Bedevaart in Kalfort
10. Zusters
In de kapel van Kalfort wordt een relikwie van de tranen van Christus vereerd. De zusters-augustinessen van Kalfort vangen de vele pelgrims op, die naar het heiligdom komen afgezakt. Eeuwenlang wordt de relikwie in Kalfort vereerd, tot op het einde van de zestiende eeuw de godsdienstoorlogen uitbreken. De beeldenstormers onteren de kerken. Ook het klooster en de kapel van Kalfort worden rond 1580 door de geuzen in brand gestoken. De relikwie van de tranen van Christus kan niet worden gered. Het voorwerp van de verering is meteen verdwenen. Het verlaten klooster wordt gesloten. De verering van de tranen van Christus is verleden tijd. Kort daarop wordt er in Kalfort een Mariabeeld vereerd, onder de naam Onze-Lieve- Vrouw ten Traan. Vanaf de 17de eeuw ontstaat er een belangrijke verering voor Onze-Lieve-Vrouw ten Traan, die wordt aangeroepen tegen blindheid en heesheid. Al snel wordt er ook gewag gemaakt van mirakels. De stichting van de parochie Kalfort in 1857 geeft een stevige stimulans aan de bedevaart.
Een gemeenschap van kloosterzusters herbergt al sinds de 14de eeuw de vele bedevaarders, die van heinde en ver toestromen. Na een periode van verval krijgt het klooster in 1552 een nieuw elan door de komst van Gasthuiszusters-Augustinessen, die in het wit gekleed gaan en verplicht zijn dagelijks de getijden te zingen. Zij komen met twintig zusters vanuit hun klooster in Heindonk, samen met hun priorin Anna Hermans. Het klooster wordt voortaan Vrededaal genoemd. De naam Vrededaal leeft verder in het Kalfortse dorpshuis en de brasserie, die is gevestigd in de resten van het klooster.
VOLGENDE GROEP
OVERZICHT
VORIGE GROEP