De verering van Onze-Lieve-Vrouw ten Traan


Onze-Lieve-Vrouw werd vermoedelijk in Kalfort vereerd van zodra het klooster er was gevestigd. Het klooster of gasthuis stond onder haar bescherming en in de kapel was een kapelanie van drie missen ter ere van Onze-Lieve-Vrouw opgericht. Zeker is echter dat de devotie zich in Kalfort totaan de godsdienstoorlogen voornamelijk richtte op de relikwie van de tranen van Christus. In de archiefstukken wordt de kapel van Kalfort steeds de kapel van de Christus' tranen genoemd.

Pas vanaf 1600 werd er voor het eerst gewag gemaakt van een Mariabeeld, dat in de kapel werd vereerd. De verering van de relikwie van de tranen van Christus overleefde de godsdienstoorlogen niet. De relikwie ging verloren bij de brand van de kapel. Nochtans kwamen er zoals vroeger bedevaarders naar Kalfort. De kapel was echter verwoest en er was geen voorwerp van de devotie meer. In Kalfort zat men dus met een serieus probleem!

In 1599 deed de pastoor van Puurs de kapel gedeeltelijk herstellen met de giften van de talrijke bedevaarders. Hij liet het koor heropbouwen en het schip van de kapel met stro bedekken. In 1600 werd er voor het eerst gesproken van een beeld van Onze-Lieve-Vrouw op het altaar. Het werd de start van een nieuwe episode in de geschiedenis van het Kalfortse heiligdom.

Uit die tijd dateert de oudst bekende devotiemedaille. Ze heeft een doorsnede van 26 mm en is van een legering van lood en tin gemaakt. Aan de voorzijde is Onze-Lieve-Vrouw afgebeeld met het kindje Jezus. Alle twee dragen een aureool. Onze-Lieve-Vrouw draagt nog geen Spaanse mantel. Op de medaille het opschrift "Ave Maria". Aan de keerzijde een relikwiemonstrans met het opschrift "Calfort".

Het beeld, dat nog steeds in Kalfort wordt vereerd, is niet ouder dan de vijftiende of zestiende eeuw. Dit doet vermoeden dat het beeld afkomstig was van het oude klooster en eigendom was geweest van de zusters van het klooster. Hoogstwaarschijnlijk is het predikaat "ten Traan" toe te schrijven aan de verloren gegane relikwie. Zo kreeg de Kalfortse Onze-Lieve-Vrouw de eigenschappen van de relikwie van de tranen van Christus en werd zij het voorwerp van de traditionele verering.

Het beeld is uit lindenhout gesneden. Onze-Lieve-Vrouw is rechtstaand afgebeeld en draagt het kindje Jezus op de linkerarm. In de rechterhand kan zij een scepter vasthouden. Zij is bloothoofds, zonder kroon of mantel. Lange haren vallen in dikke lokken op de rug. Het glimlachend aangezicht is fijn afgewerkt. De rechterknie komt door het kleed heen, dat in het midden opplooit. Het kindje Jezus heeft een groot hoofd, dikke wangen en krulhaar. Het kind glimlacht. In de linkerhand houdt het een wereldbol en met de rechter zegent het. Het kind is licht gekleed.

In de 17de eeuw werd het beeld gekleed met een Spaanse mantel. Zo wordt Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traan afgebeeld op enkele koperplaten gravures en op het oudst bekende bedevaartvaantje.

Om de hernieuwde bedevaart te ondersteunen werd rond 1640 een nieuwe kapel gebouwd. De kosten liepen op tot 7616 gulden. De kerkelijke overheid consacreerde de verering van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traan en moedigde de bedevaarders aan het heiligdom te bezoeken. In 1640 richtte aartsbisschop Jacques Boonen de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traan op. Op 15 juni 1661 verleende paus Alexander VII verschillende aflaten aan de Broederschap. Paus Innocentius X verleende op 11 juni 1652 voor een periode van zeven jaar verschillende aflaten aan de gelovigen die de kapel van Kalfort bezochten. Ook paus Leo XIII begunstigde de bedevaarders van Kalfort. Het moedigde de begankenis sterk aan, waardoor ze tot in de twintigste eeuw een bedevaart van regionale betekenis bleef.

Heel het jaar door kwamen de gelovigen Onze-Lieve-Vrouw van Kalfort vereren en haar hulp afsmeken, maar vooral tijdens de begankenis was de volkstoeloop groot. In de zeventiende eeuw greep de begankenis plaats in de maand juli; later werd zij verschoven naar de eerste zondag na Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. Na de stichting van de parochie Kalfort verschoof de begankenis naar de week vanaf de tweede zondag na Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart (15 augustus).

Zoals elders vierden de Kalfortenaren tijdens de begankenis uitbundig kermis. Remi Wauters, pastoor van Muizen, beschreef in "den Mechelschen Almanack anno 1681" in rijmvorm de pleisterplaatsen voor drinkebroers bij de kermissen in de omgeving van Mechelen en verder afgelegen dorpen. Hierin lezen we: "In Kalsvoet (Kalfort) is oock groot gheloop, daer teert men op den goeden coop."

Mirakels

In 1601, vermoedelijk onmiddellijk nadat de verering van Onze-Lieve-Vrouw ten Traan tot stand kwam, werd er voor het eerst door de kapelaan gewag gemaakt van mirakels.

De eerste schriftelijke geregistreerde genezing dateert van 1669. Jan Van Eyck, licentiaat in beide rechten, advocaat bij de Grote Raad van Brabant en oud-schepen van de stad Brussel, was ten gevolge van cataract blind geworden. Een operatie alleen kon hem het gezicht weergeven. Van Eyck, "wel considererende," zoals hij verklaarde, "dat die hant van desen (heelmeester) hem nyet en soude connen helpen ten waere dat Godt almactich die selve waere dirigerende, heeft synen toevlugt genomen tot de heylighe Moeder Godts tot Calfort ten eynde dat sy hem in die voors. te doene pariculeuse operatie zoude willen assisteren". Hij beloofde na een geslaagde operatie een stichting in de kapel van Kalfort op te richten. De operatie lukte op 30 juli 1669 en zijn belofte getrouw, stichtte hij een fondatie.

Na het geval Jan Van Eyck volgden de geregistreerde genezingen zich sneller op. Anna Meulebeke, uit Sint-Jans-Molenbeek, was op driejarige leeftijd blind geworden. De moeder deed een beroep op Onze-Lieve-Vrouw en kwam met de kleine Anna op de bedevaart. Op 28 juni 1678 zag het kind opnieuw, nog voor zij in de kapel waren aangekomen. Uit dankbaarheid kwam Anna Meulebeke elk jaar op bedevaart naar Kalfort. In 1745 verklaarde zij aan pastoor Van den Eede van Puurs en aan kapelaan De Vos van Kalfort, dat zij sinds 63 jaar de bedevaart naar Kalfort deed.

Tijdens de begankenisweek van 1687 stapte Guillielmus Mostaert, koetsmaker uit Brussel, de kapel van Kalfort binnen. Al vijf jaar was hij blind aan een van zijn ogen en met het andere zag hij bijna niet meer. Bij het binnengaan van de kapel voelde hij zich helemaal genezen. Als dank beloofde hij tijdens zijn leven jaarlijks Onze-Lieve-Vrouw van Kalfort te komen bezoeken.

Vanaf de achttiende eeuw werden de kapelaans nog actiever in het optekenen van mirakels. In 1709 schreef proost Franciscus Van der Linden: "Op heden, den 14 September 1709, compareerden voor mij ondergeteekenden, Lucas Deys en zijne huisvrouw Catharina Fadinot, vergezeld van hunne dochter Joanna Theresia Deys, woonachtig binnen de stad Brussel. Hebben verklaert dat hunne bovengenoemde dochter, oud zijnde negen jaren, meer dan twee jaren gedurende eene oogziekte, met schellen er op, heeft gehad, en zelfs tweemaal blind is geweest, waarvoor zij menigvuldige geneesmiddelen hebben gebruikt; nadat zij die allen vruchteloos bevindende, hebben hunnen toevlugt genomen tot Onze Lieve Vrouw ten Traen te Calfort. De belofte gedaan zijnde is het kinde ziende geworden, zodat het zonder iemands hulp op bovengemelden dag hier is aengekomen. De moeder heeft haar devotie gehouden, mits alhier ter biecht en gecommuniceerd te hebben, tot dankzegging van de weldaed dat hunne dochter door de voorspraek van de H. Maegd Maria heeft genoten."

In 1716 schreef dezelfde proost: "Op heden den 25 Juli 1716 kompareerde voor mij onderteekenden, Bernardus Dewilt, oudkleerkoper, woonachtig binnen de stad Brussel, welken verklaerde dat hij omtrent vijf maenden gedurende eene oogziekte heeft gehad, naer voor dezelve vele geneesmiddelen gebruikt te hebben, niet bekwaem was voor zich noch zijne vrouw en kinderen den kost te verschaffen, heeft zijne toevlucht genomen tot Onze Lieve Vrouw te Traen te Calfort; de belofte gedaen zijnde, is op eenen nacht ziende geworden en is zelfs in persoon de Heilige Maegd Maria komen dankbaerheid bewijzen op den 25 Juli 1716".

In 1730 kreeg Egidius Cammaert uit Brussel, sinds drie maanden blind, het gezicht weer terwijl hij zat te bidden voor het beeld van Onze-Lieve-Vrouw. "Op heden den 11 Mey 1733 compareerde voor my onderteekenden, Damianus Vanwetter, gehuysvest binnen de stad Brussel, dat hy oud zynde een en vyftig jaren, gedurende vyf maenden eene oogziekte heeft gehad waerdoor hy tweemaal blind is geweest, maer voor dezelve menigvuldige middels gebruykt hebben en ze vruchteloos bevindende, heeft zynen toevlugt genomen tot O.L. Vrouw-ten-Traen te Calfort; de belofte gedaen zynde is ziende en is in de maend January 1733 zonder iemands hulp te Calfort gekomen, alwaer hy onder gelofte van eene zilveren kroon te offeren aen Onze Lieve Vrouw ten Traen alhier zyne devotie heeft gehouden tot dankzegging voor het genoten weldaed en heeft eyndelyk alhier wederom zyne devotie gehouden met opdragt van de beloofde zilveren kroon den elfden Mey 1733, waerdoor hy volkomen is ziende gebleven. Actum den 11 Mey 1733. L. Devos, rector hujus sacelli."

Joanna Humblé, woonachtig in Duisburg bij Brussel, had op 36-jarige leeftijd "schillen" op haar ogen gekregen. Zij zond iemand naar Kalfort om haar genezing te vragen. Na deze bedevaart begon zij opnieuw te zien en op 20 mei 1733 kwam zijzelf Onze-Lieve-Vrouw bedanken voor haar gelukkige genezing.

Ook tijdens het kapelaanschap van Franciscus Alexander Aerts werden er diverse mirakels opgetekend: "Voor my ondergeteekenden verscheen Peeter Desmet, schepenen der Baronnie van Oppuers, en heeft verklaert dat zyne zuster Anna Desmet, zes weken gedurende blind zynde, zy haren toevlugt nam tot Onze Lieve Vrouw ten Traen te Calfort, en op den weg zynde om dit miraculeus beeld te bezoeken, is in het jaer 1747 ziende geworden en van hare oogziekte genezen. Quod attestor, F.A. Aerts, Rector hujus sacelli."

"Voor den ondergeteekenden en in de tegenwoordigheyd van den Zeer Eerw. Heer Lousbergh, Proviseur der Abdye van Sinte-Bernaerds, woonachtig alhier in hunne schuylplaets te Coolem, en in de tegenwoordigheyd van verscheyde andere Eerwde Heeren, verscheen Jouffrouw Corthaut, religieuse van het order van den Heyligen Bernardus, geboren en woonachtig tot Leuven, en heeft verklaert dat zy gedurende zeven maenden eene zoodanige heescheyd heeft gehad, dat byna niemand bekwaem was haere spraek te verstaen; haren toevlugt nemende tot het miraculeus beeld Onzer Lieve Vrouw ten Traen tot Calfort, alhier in de kapel komende van hare heeschheyd volkomen is genezen omtrent het Jaer 1750. Quod attestor F.A. Aerts, Rector."

Het kind van Pieter Desmet van Oppuurs, dertien maand oud, was in 1753 blind geworden. De ouders namen hunnen toevlucht tot Onze-Lieve-Vrouw van Kalfort. Vier zaterdagen na elkaar kwamen zij met het kindje het beeld van Onze-Lieve-Vrouw bezoeken. De vierde zaterdag kon het kind plots weer zien, terwijl zij voor het Mariabeeld neergeknield waren.

"Voor my ondergeteekenden en in de tegenwoordigheid van den Zeer Eerw. Heer Delaet, Kanonik Theologaet, Examinator, Rentmeester van het bisschoppelyk Seminarie etc... te Mechelen, en van Jouffrouw Catharina Zeghers verscheen Hierominus Popel, woonachtig te Brussel en verklaerde dat hy zoodanig eene oogziekte had, het hem onmogelyk was in eenen boek te lezen; zynen toevlucht nemende tot Onze Lieve Vrouw ten Traen te Calfort, zynde door het miraculeus beeld, eenen boek openende, leesde er in als of er aen zyn gezicht niets mankeerden op den 12 November 1754. Hierominus Popel en F.A. Aerts, Rector tot Calfort."

"Voor my ondergeteekenden en in tegenwoordighyd van den Zeer Eerw. Heer Van Atryk, onderpastoor te Ramsdonck en Jouffrouw Allemans, Begeyntje op het groot Begynhof te Brussel, verscheen Jouffrouw Anna Maria Van Ophem, Begeyntje in het groot Begynhof te Brussel en verklaerde dat zij negen gedurende maenden eene heeschheid heeft gehad, zoodanig dat men hare spraeke niet konde verstaen, en naer haren toevlugt te hebben genomen tot Onze Lieve Vrouw ten Traen te Calfort op den 7 Augusty 1757, naer aldaer devotelyk misse gehoord en de Heilige Sacramenten ontvangen te hebben bevond zy dat by het uitgaen der kapel haere spraek volkomen wederom had. Quod audivi, hoc et attestor F.A. Aerts, Rector tot Calfort."

Anna Maria Jacobs van Brussel had het gezicht verloren. In 1761 op de feestdag van Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart begon zij opnieuw te zien, toen ze maar haar moeder op weg was naar Kalfort. Het laatst opgetekende mirakel van het Ancien Regime is dat van Carolina Muys van Bornem, die van haar zes tot haar negen jaar blind was. Op 28 Augustus 1791 kreeg zij in Kalfort tijdens de eucharistieviering het gezicht weer. Haar leven lang kwam zij alle jaren naar Kalfort op de eerste zondag van de begankenis. In 1844 deed zij, zoals kapelaan Van Heymbeeck getuigde, voor de 53ste keer de bedevaart.

De genezingen die in Kalfort werden opgetekend, betroffen in de meeste gevallen genezingen van blindheid, met soms één enkel geval van heesheid. Dat Onze-Lieve-Vrouw in Kalfort aangeroepen werd voor de genezing van blindheid, heeft vermoedelijk alles te maken met de naam waaronder zij hier werd vereerd. Hierdoor is het te verklaren dat de naamsafleiding van de relikwie van de tranen van Christus lange tijd niet meer werd onderkend.

De genezingen betroffen meestal inwoners van het Brusselse. Dit bewijst dat de devotie naar Onze-Lieve-Vrouw-ten-Traan vooral bekend was in de hoofdstad van het hertogdom Brabant. Dit heeft vanzelfsprekend zijn geografische redenen. De inwoners van de streken aan de andere kant van de Schelde en van de Rupel waren minder bekend met de Kalfortse devotie. Het optekenen van de mirakels gebeurde door de Kalfortse kapelaan. Het spreekt voor zich dat hij zijn uiterste best deed om de aantrekkingskracht van het heiligdom te vergroten en de berichten van de mirakels de wereld in te sturen. Niet altijd had de kapel Kalfort echter een eigen bedienaar. Over wie tot aan de zelfstandigheid van de Kalfortse parochie de eredienst in de kapel verzorgde, hebben we het in een andere bijdrage.
Devotieprent

Nullamlacus dui ipsum conseque loborttis

Nullamlacus dui ipsum conseque loborttis non euisque morbi penas dapibulum orna. Urnaultrices quis curabitur phasellentesque.

Continue Reading »