Toneelleven te Kalfort


In 1964 verscheen in Coolhem Spervuur, het Kalfortse soldatenblad, een bijdrage van volkskundige Jef Geniets (1902-1974) over het Kalforts toneel vóór 1914. Het is een nostalgische kijk op het toneelleven bij de twee fanfares die Kalfort rijk is. Jef Moons (1920-1969) illustreerde het artikel. We geven het hierbij integraal weer met de originele tekeningen.

Buiten de plaatselijke kermis en de jaarlijkse teerfeesten waren er om zeggen geen gelegenheden tot ontspanning. Deze beperkten zich tot toneelopvoeringen die de fanfare "De Verenigde Vrienden" en de "Rustende Pompiers", nu de Harmonie "Concordia" in de winter gaven. Men ging wel kijken naar het toneel te Eikevliet dat toen zijn glansperiode kende, doch dat was eerder een wisselwerking want men nam er wel nota van hoeveel man Eik geleverd had om ze te kunnen betalen met gelijke munte t.t.z. men bracht een tegenbezoek met ongeveer hetzelfde aantal van zijn eigen leden. De kaarten werden op voorhand besteld, zodoende wist steeds de overzijde waaraan zij zich ook te houden had.

Het toneel of beter gezegd de comedie was een der gewichtigste gebeurtenissen in het folkloristisch leven van die tijd, een zaak van aangelegenheid die al de andere in de schaduw stelde en waaraan veel zorg en tijd werd besteed. Eens de kermis van augustus voorbij, werden de koppen bijeengestoken, beslist welke draak voor het voetlicht zou gebracht worden, welke acteurs de rollen toebedeeld kregen - een ondergeschikte rol speelde niemand graag - en als alles goed gewikt en gewogen was en iedereen kontent gesteld was met de hem toebedeelde rol, begonnen de voorbereidende werkzaamheden en werd er gerepeteerd dat de stukken in de geburen vlogen.

Wij hadden in die tijd nog geen geschikte zalen. De fanfare speelde toneel in het bovenzaaltje bij Peer Kok in de Schipstraat, hun gewoon lokaal, alwaar ze te dier gelegenheid een miniatuur theater optimmerden met wat planken op lege biervaten. Hun toneelgezelschap startte in het jaar 1901 en de regie werd enkele jaren waargenomen door een zekere regisseur Ducaju uit Antwerpen. Men gaf slechts een vertoning, een drama met daarna een blijspel. Terloops gezegd, in het jaar 1907 donderde met veel gedruis op een dinsdag gans de zoldering naar beneden door het breken van een steunbalk, gelukkig zonder slachtoffers te maken. Donderdag daaropvolgend moest de fanfare haar wekelijkse repetitie houden. Stel u even voor dat het ongeluk zich zou hebben voorgedaan tijdens de repetitie. De gemeentepolitiek was toen heel scherp tussen de partijen van Verbelen en de Juge en een boze tong van de tegenpartij strooide toen rond: "Het katholiek ministerie is gevallen."

De "Rustende Pompiers" gaven hun vertoningen, onder de kundige leiding van Frans Kerremans, bij Jef Tambuyzer in het dorp, waar tussen het café en de werkplaats het beschot werd weggenomen en eveneens een schouwtoneel werd opgetimmerd voor de gelegenheid. Hier was er plaats voor ongeveer 150 man. Eens werd er ook gespeeld in het caféke van Wies den Blokmaker ('t Ventje).

Lokalen werden verlicht met petroleumlampen die gedurende de vertoning werden omlaag gedraaid door de lampist, dit om de vereiste atmosfeer te scheppen. Het geachte publiek had de keus tussen enkele stoelen, banken of kon blijven recht staan. Entreegeld 0,50 fr. voor de zit- en 0,25 fr. voor de staan- of hangplaatsen.

Jan van de Garde (niet verwarren met Jean de garde die toen nog niet geboren was) sloeg nooit een vertoning over. Hij was toen de Uilenspiegel van Kalfort en als er 'n guitenstreek uit te halen was, was hij immer van de partij. Hij had opgemerkt dat bij Jef Tambuyzer de bierpomp eigenaardig piepte wanneer er getapt werd. De cafébaas tapte gaarne een pint (kwestie van commerce) en Jan zou deze twee zaken combineren om zijn zoveelste frats uit te steken. Wanneer nu het toneelstuk zijn climax bereikt had, nl. op het ogenblik dat de held op het podium zijn laatste adem aan 't uitblazen was, dat er spanning heerste en alles doodstil was in de zaal, fluisterde Jan: "Jef, doe ze nog eens vol". Op dit plechtig ogenblik klonk opeens het piep-piep van de bierkraan waar op onmiddellijk de zaal met sst sst reageerde en de geheimnisvolle atmosfeer gebroken werd. Jan gebaarde van kromme haas en Jef inkasseerde gelaten de verwijten. Jan heeft mij dikwijls die streek verteld en telkenmale had hij er nog plezier in, alhoewel het 50 jaar geleden was.

Beeld u nu in, waarde lezer, dat bijna 100 % van al de acteurs hoogstens school gelopen hadden tot hun 11 jaar en dan zult u begrijpen wat al moeite ons voorgeslacht zich moest getroosten om toch iets degelijks voor te brengen. Ik breng hun in elk geval een posthume hulde voor hun opofferingsgeest. Van de lijdensweg van de regisseurs spreek ik liever niet. Dat het nu geen toneel was van de bovenste plank dat doet niets ter zake: "'t Was schoon", zegde Melle Peggers, "Daar staken schone zedelessen in." Dat de toeschouwers tevreden waren, bleek ook uit de beschreeuwde gezichten van de overgevoelige dames die aldus toonden dat ze meegeleefd hadden met de acteurs die op het theater lag te sterven of met de wezen die verdukt werden of met de "Zoon van de werkman" die gestreden had voor meer sociale rechtvaardigheid. Snotteren en stil tranen wegpinken bij het zien van al die mizerie was toen mode bij het zwakke geslacht.

Later wanneer er in Kalfort zalen gebouwd waren, verlieten voornoemde maatschappijen hun spelonken en speelden de fanfare in 't Hof van Vlaanderen bij Pol Cat en in Rubenszaal en de Rustende Pompiers die intussen de Harmonie Concordia geworden waren, verhuisden naar de Brug. De toneelstukken pasten zich aan aan de tijd en stilaan was het gedaan met de opvoering van die draken. De Harmonie stichtte in 1920 een operettengezelschap en vertoonde enkel nog operetten die steeds meer en meer bijval genoten bij het publiek.

Het Kalforts toneel heeft ook niet weerstaan aan de tand des tijds. Wie herinnert zich nog de tijd dat de Harmonie tot viermaal toe speelde en telkens voor een bomvolle zaal met 600 toeschouwers. Hoed af voor Louis Aerts die toen de regie waarnam. Enkele jaren geleden heeft de Fanfare reeds de strijdbijl begraven. De Harmonie gaf op haar beurt over 3 jaar de pijp aan Maarten. Het eigen toneel heeft afgedaan en weer is een stuk folklore uit Kalfort verdwenen. Ik zelf en zoveel anderen betreuren het ten zeerste. Nu wordt er nog wel een vreemde toneelvereniging gehuurd. Deze speelt misschien beter, maar ik verkies toch honderdmaal liever ons eigen dorpsgenoten op de planken. Ik wens dat wanneer eenmaal de furie van de T.V. zal voorbij zijn er in Kalfort terug aan toneel zal kunnen gedaan worden. Moge de jeugd niet toegeven aan de gemakzucht en de zaak terug niet leven inblazen. De geschikte elementen ontbreken niet. Toneelgroep De Verenigde Vrienden

Nullamlacus dui ipsum conseque loborttis

Nullamlacus dui ipsum conseque loborttis non euisque morbi penas dapibulum orna. Urnaultrices quis curabitur phasellentesque.

Continue Reading »