Asperges de Calfort

Op de feestdag van Sint-Jan de Doper werden weer de laatste asperges van het jaar te Kalfort gestoken. Vroeger lag Kalfort vol aspergebermen; nu zijn ze bijna overal verdwenen. Maar hier en daar houdt een Kalfortenaar de traditie in ere. Voor de lezers, die de asperges niet meer als Kalfortse specialiteit ervaren, deze terugblik.

Vermoedelijk werden de eerste asperges ca. 1886 in de streek gezaaid op het domein Coolhem van de familie Van de Wiele. De voornaamheid van deze familie wordt onder meer geïllustreerd door haar familiegraf, de laatst overgebleven zerk op het Oud Kerkhof in de Coolhemstraat. De Kalfortse vlashandelaars Huyghe hadden het aspergezaad meegebracht uit Rijsel, waar ze hun vlas hadden verkocht en de aspergeteelt hadden opgemerkt. Na drie jaar konden de eerste asperges worden gestoken. Een zekere Flies, die knecht was op het kasteel, voerde de asperges naar de groentemarkt te Mechelen. Hij kreeg 0,90 fr. tot 1 fr. per bussel, de blauwkoppen noteerden 0,10 fr.

Stilaan nam de teelt te Kalfort uitbreiding. Marnef en Rottiers uit de Schipstraat waren met Toontje Van Assche, uit de Essendries, de baanbrekers. In die tijd was Kalfort een zeer arm gehucht. In de winter zwingelden de boeren vlas, dat ze opkochten uit het omliggende om iets bij te verdienen. De aspergeteelt werd echter winstgevend en de algemene welstand te Kalfort nam zienderogen toe. Na de tweede wereldoorlog werd de teelt nog belangrijker en bestond er zelfs een bond van Aspergekwekers in de streek. Mensen als Leon Cools stonden nu bekend als aspergekenners.

In 1960 was de aspergeteelt over haar hoogtepunt heen. De te hoge sociale lasten en fiscaliteit, de uitputting van de grond, het arbeidsintensieve werk en een aspergevliegplaag deden de verbouwde oppervlakte asperges al snel dalen met 75 %. Door de betere bemestingstechnieken konden nu ook andere groenten worden gekweekt, die minder handwerk vroegen en een veel grotere productiviteit. De tuinders schakelden dan ook massaal over naar prei en bloemkolen.

Voor de jongere lezers, die asperges nog enkel in glas of conservenblikjes zien, een woordje uitleg. De asperges groeien in opgehoogde en mooi geëffende zandbedden. Men herkent de plaatsen, waar de asperges hun kopjes bijna bovensteken, aan scheurtjes in de berm. Is men er niet snel genoeg bij, dan steekt de snel groeiende asperge haar hoofd in de loop van de dag boven en enkele uren zonnelicht volstaan om het kopje blauw te kleuren en de asperge sterk in waarde te doen verminderen. De asperge wordt gedeeltelijk bloot gemaakt en met een lang mes gestoken. De groenten worden zorgvuldig gewassen, in een houten "ezeltje" gebundeld in bussels van een halve kilo, gelijkgesneden op een lengte van 22 cm en ingepakt in kistjes van 8 kg. Van daar uit gaan ze naar de groentenveiling in Sint-Katelijne-Waver. 24 juni is onverbiddelijk het einde van het seizoen, dat begin april is begonnen. Daarna laat men de asperges opschieten om de plant de gelegenheid te geven weer op kracht te komen. Doet men dit niet, dan is het onmogelijk tien ... twaalf jaar lang van dezelfde planten te oogsten. In augustus komen dan de rode aspergebolletjes op de planten. Menige Kalfortenaar zal zich nog herinneren hoe kwajongens deze bolletjes met een musseflapper op niets vermoedende voorbijgangers mikten. Vooral tijdens de Wegom, de gebedstocht langsheen de kapelletjes op de dagen vóór de begankenis, was dit een gevreesde liefhebberij.

Asperges zijn een delicatesse op tafel. Vóór de oorlog kon men in Frankrijk "Asperges de Calfort" eten, een benaming die alle twijfels over de kwaliteit van het produkt moest wegnemen. 100 jaar lang vormde de asperge een belangrijk element in de Kalfortse landbouw. Nu verhuist ze naar het Kalfortse geschiedenisboek.